Dat het werken met asbest hoge gezondheidsrisico’s met zich kan meebrengen, daar bent u zich ongetwijfeld van bewust. Toch is de kans dat u hiervan wakker ligt, niet zo groot. U draagt immers afhankelijke adembescherming wanneer u  zich in een vervuilde omgeving bevindt, dus u bent voldoende beschermd tegen gezondheidsgevaren. Toch?

Werken met asbest: stof tot nadenken

In tegenstelling tot wat veel mensen denken, blijkt in de praktijk dat afhankelijke adembescherming in veel gevallen niet voldoende bescherming biedt tegen asbestvezels. Dit betekent dat een gedeelte van de werknemers dat asbest verwijdert in vervuilde omgevingen, blootgesteld wordt aan concentraties die hoger liggen dan de grenswaarde- en dit soms jarenlang! Hoe ernstig de gevolgen hiervan zullen zijn, zal de toekomst moeten uitwijzen. Het fnuikende aan asbestvezels is dat zij zich jarenlang schuil kunnen houden diep in de longen, waar zij uiteindelijk kunnen leiden tot de ontwikkeling van mesothelioom (long- of buikvlieskanker). Uiteraard krijgt lang niet iedereen die asbest inademt kanker. Maar juist langdurige blootstelling aan grote hoeveelheden asbestvezels brengt de meeste gezondheidsrisico’s met zich mee. Een goed persoonlijk beschermingsmiddel (pbm) is dan ook van het grootste belang.

Pbm conform de NEN-EN 12942
De algemene vereisten met betrekking tot pbm’s, zijn opgenomen in artikel 8 van het Arbobesluit. Hierin is onder andere vastgelegd dat pbm’s geschikt moeten zijn voor de te vermijden gevaren én – na de nodige aanpassingen – geschikt moeten zijn voor de drager. Organisaties die zich bezighouden met asbestverwijdering, moeten voldoen aan de SC 530 norm om in aanmerking te komen voor asbest certificering. In de SC 530 wordt nadere invulling gegeven aan de eisen waaraan afhankelijke en onafhankelijke adembescherming moet voldoen. Hierbij wordt verwezen naar NEN-EN 132 tot en met 144 en NEN-EN 12942. Laatstgenoemde norm behandelt motoraangedreven systemen bestaande uit een combinatie van een masker, motor en filter. Als voorbeeld zoomen we hier nader op in.

Bij het testen conform NEN-EN 12942 wordt bepaald wat de gemiddelde concentratie deeltjes in het masker is ten opzichte van de omgeving. Deze test vindt plaats bij minimaal 5 personen en 2 apparaten. Eén apparaat wordt getest zonder vooraf geconditioneerd te zijn. Het tweede exemplaar wordt eerst zes dagen ‘voorbewerkt’: de eerste drie dagen wordt het blootgesteld aan de minimale temperatuur en luchtvochtigheid die de fabrikant opgeeft, de laatste drie dagen aan de maximale temperatuur en luchtvochtigheid. Na de tests wordt het gebruikte pbm ingedeeld in de klassen TM 1, 2 of 3, met toevoeging P bij deeltjes. Om een pbm ingedeeld te krijgen in TM 3P, mag de lekkage maximaal 0,1% bedragen. De Nominale Protectie Factor (NPF) bedraagt in dat geval 1000.

Papieren bescherming
0,1% lekkage, dat lijkt niet veel. Maar bij een concentratie van een miljoen asbestvezels per kubieke meter, wordt u met een masker met NPF 1000 nog altijd blootgesteld aan 1000 asbestvezels/m³. Gaat het om Chrysotiel (de meest toegepaste vorm van asbest), dan is de blootstelling nog altijd (veel) lager dan de nieuw vastgestelde grenswaarde van 2000 vezels/m³. Op papier dan. In de praktijk blijkt dat testen conform de NEN-EN 12942 niet garant staan voor afdoende bescherming voor individuele werknemers. Er zullen altijd mensen zijn met ‘uitzonderlijke’ gezichten, zoals gezichten die dikker, dunner, langer of breder zijn dan gemiddeld. Bij deze personen zullen de gebruikte pbm’s minder goed aansluiten en daardoor minder bescherming bieden, met alle risico’s van dien. Risico’s waar de meeste werknemers én werkgevers zich niet van bewust zijn, omdat zij zich laten leiden door de theoretische bescherming die de NPF hen biedt.

Wilt u weten hoe goed uw pbm werkt in de praktijk, dan is de fittest een logische en zeer belangrijke aanvulling op de ‘papieren’ bescherming conform de NEN-EN 12942. Bij de fittest wordt gekeken in hoeverre het masker lekt op de persoon die het gaat gebruiken. Hierdoor kan per individu gezocht worden naar het best passende masker en daarmee de beste bescherming. Bij de fittest komen diverse factoren aan bod: niet alleen de aansluiting op het gezicht, maar bijvoorbeeld ook de manier waarop de werknemer het masker opzet en of er voldoende aandacht is voor de impact van baardgroei. Kortom: de fittest geeft een goede indicatie van de feitelijke bescherming. De gemeten beschermingsfactor ligt in veel gevallen een stuk lager dan de NPF, maar geeft een veel realistischer beeld van de gevaren die individuele asbestsaneerders lopen.

Nieuwe norm voor adembescherming
Hoewel de fittest veel inzicht geeft in de individuele blootstelling aan schadelijke stoffen, is een dergelijke test in Nederland (nog) niet verplicht. In Europa zal uiteindelijk een nieuwe norm voor adembescherming worden ingevoerd. De doorvoering van de toekomstige EN-ISO-normen zullen in de praktijk veel veranderingen met zich meebrengen, maar moeten er uiteindelijk toe leiden dat de feitelijke bescherming veel dichter bij de NPF komt te liggen. De kans is dan ook groot dat de EN-ISO-norm een verplichte fittest zal bevatten. Ook zullen er zaken geregeld worden met betrekking tot training, gebruik en onderhoud van pbm’s. Geen overbodige luxe, wanneer u weet dat de statistieken onthutsende cijfers laten zien. Zo blijkt uit de verplichte fittests in overige delen van Europa dat maar liefst 50% van de medewerkers hun masker verkeerd opzet, 36% de draagriemen te strak trekt, 21% geen passend masker draagt, 30% van de brildragers niet afdoende beschermd wordt en 78% zich niet realiseert hoe belangrijk het voorkomen van baardgroei is. Zet dit af tegen het feit dat de NPF wordt vastgesteld bij tests met ervaren, getrainde proefpersonen en u begrijpt dat sommige mensen het risico lopen vele malen meer asbestvezels binnen te krijgen dan is toegestaan binnen de wettelijke grenswaarden.

Meer weten?
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met uw Customer Service medewerker.